Geest-drift

Blijdschap…

 

Psalm 100 1-3: “Juich voor de HEERE, heel de aarde; dien de HEERE met blijdschap, kom voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang. Weet dat de HEERE God is; Híj heeft ons gemaakt – en niet wij – Zijn volk en de schapen van Zijn weide.”

“Maar een vrijgezel die gaat pas slapen, als hij de sterren heeft gezien,
Als ie van zijn vrijheid heeft genoten als ie zegt: Bedankt tot ziens.”
Dit zong Benny Neyman een halve eeuw geleden. Categorie: onbenullig, niveau: ‘gein op het plein’: staan ze daar met hun aansteker te zwaaien… wat een armoe, hoe triest!
Hij bezong het huwelijk als lastig: té veel plichten, té veel verboden. De schrijver van dit lied had eens moeten weten… Of hij wist wél beter, maar wilde een hit scoren: commercie ten top!
Waarom begin ik hiermee? Je hoort dezelfde bezwaren van onkerkelijken over het geloof: “Geloven is toch vervelend? Je mag dit niet, je mag dat niet, je móet zus en je móet zo…” Wij weten Goddank beter: in de relatie met God, en ook in een relatie tussen mensen, mag je géven en dáárdoor ontvangen! Dit wordt vandaag de dag weleens vergeten: juist door te géven mag je ontvángen! Van graaien word je ongelukkig, dan wil je steeds méér! Het gaat om het eerste én het tweede gebod: heb God lief en heb je naasten lief. Aan deze wet hangt… het leven! En dat moeten we uitstralen voor onze medemensen! We moeten die graaiers jaloers maken: wat ís dat toch wat hij… wat mís ik toch, wat heeft zij… dat wil ik óók!
Ik wil daarom graag dat ze op zondag aan me kunnen zien dat ik kerkganger ben, ik verstop me niet in een oude spijkerbroek. Iedereen mag weten: zij gaan naar de kerk! Als je bij God op visite gaat, kleed je je toch netjes? Wij zeggen tegen iedereen gedag. Niet alleen tegen kerk-tegenliggers, of liever: medebroeders en -zusters in Jezus. We groeten ook vissers, hardlopers, wielrenners en één keer zelfs een late kroegtijger. We vielen net samen toen hij naar buiten kwam en ik wenste hem vriendelijk goedemorgen. Hij had wat men in de uitgaanswereld ‘een flinke kegel’ noemt. “Zo”, sprak hij, toch wel met vaste  stem, “ga je naar de kerk?” Dat zág hij dus aan ons! Ik antwoordde: “Ja, ga je mee?” “Dat kon ik wel eens doen, ik ben lang niet in de kerk geweest. Ik ben eigenlijk wiskundige, maar ik weet dat er dingen zijn die je niet kan berekenen…” en hij liep zo mee de kerk in.
De achterste bank was die ochtend wat rumoerig, want hij wist niet dat er in een liedboek psalmen én gezangen staan. Na de dienst heb ik hem nog even gesproken en hem uitgenodigd voor de volgende kerkdienst. De ochtenddienst om half tien was problematisch, maar ’s middags moest het lukken. Hij is een paar keer geweest, daarna niet meer. Maar kijk: God heeft hem luid en duidelijk geroepen en ik mocht daar mijn steentje aan bijdragen! Je weet nooit of dat éne gezaaide zaadje tóch ooit ontkiemt!
Ons geloof uitstralen: dat moeten we natuurlijk óók doordeweeks doen zodat ze denken: wat is dat toch, wat hébben ze toch wat ík mis…
De organist speelde zondag voor de dienst: “Wohl mir, dass ich Jesum habe”: wat een voorrecht dat ik Jezus heb! Nou ja, eigenlijk is het andersom: Jezus heeft míj, je las het zojuist hier bovenaan in Psalm 100 vers 3.
Geloven zou lastig zijn? Ik vond in Psalm 119 vers 77: “Laat Uw barmhartigheid over mij komen, dan zal ik leven, want Uw wet is mijn bron van blijdschap.”
Dat wil ik uitstralen en íedereen laten weten:
Wohl mir, dass ich Jesum habe!
Soms is geloven zó mooi…
Wohl mir!