Geest-drift

Vakantie 6: Gozertjes…

Jona 1 vers 2: “Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor Mijn aangezicht.”
Ons bijbels dagboek volgend lazen we dit vers uit Jona. Ik zag het voor mijn ogen gebeuren.
De natuur van Frankrijk is nog steeds mooi, maar we zien ook lelijke ontwikkelingen. Ik had het al over de achteruitgang in aanzien: de Franse slag dreigt in verpaupering te ontaarden.
Maar er is meer aan de hand. Je ziet het in Nederland ook, maar hier is het erger: overal scheuren gozertjes rond, met petjes op, in opgepimpte autootjes met knallende uitlaatjes.  We sliepen een keer aan de grens van een stadje en daar hingen een avond en een halve nacht van die gozertjes rond. Geen overlast, geen rommel, geen herrie, maar toch, wat gebeurt daar allemaal? Voordat ze naar bed gingen begon de eerste merel zijn wonderschone liedje al ten beste te geven, maar ik denk niet dat zij het hoorden. Er komen steeds meer van die gozertjes en dan denk ik: moeten zíj over tien jaar onze verzorgingsstaat gaan organiseren en betalen? Als ze ooit een meisje tegenkomen, dan hebben ze geen rooie cent en geen enkel diploma om huisje-boompje-beestje van de grond te krijgen en wordt het niets! Ik maak me daar zorgen om! Nee, dit was niet in een achterstandswijk van een grote stad, maar in de provincie. En laten we eerlijk zijn: in ons reformatorische Alblasserdam zie je het ook!
Maar er is nóg meer aan de hand: in het ‘Roomse’ Frankrijk bezoeken we graag oude kerken en kerkjes. Je vond daar rust, je vond daar God, maar dat begint een moeizame zoektocht te worden. We troffen veel kerken aan met gesloten deuren en niets wees erop dat die ooit nog opengaan. We vonden er met open deuren, die nooit meer gesloten worden! We vonden kerken: helemaal pikdonker: je moest met je voet tasten naar op- of afstapjes. We vonden kerken die kil waren en muf roken: waarschijnlijk had het regenwater ergens vrij spel. We zagen machtig grote orgels waarmee God nooit meer geëerd kan worden: ze staan daar te vergaan! We vonden kerkjes met ingegooide glas-in-loodramen. Met liefde en vol overgave gemaakte kunstwerken met schimmel erop. We zagen kerken met hekken eromheen vanwege vallend puin! God vond ik daar niet meer, Hij leek me daar al lang verdwenen.
Maar ik wil nóg iets kwijt: laatst las ik dat het aantal eenpersoonshuishoudens behoorlijk is toegenomen. Men wil niets meer geven, alleen nog maar nemen. Liefde is éérst geven, dán ontvángen en niets némen! Maar dat geeft te veel verplichtingen: liever een keertje voor de seks en verder geen gezeur, even goeie vrienden. Ik zie steeds meer verloedering van de gemeenschap: ikke, ikke, pakken wat je pakken kan, de rest zal mij een zorg zijn.
Wat doen wij eraan? Waarschuwen zoals Jona, of vluchten zoals Jona? Ik schreef laatst wat sceptisch over die zwervende zendelingen. Kritiek leveren is gemakkelijk, maar zij dóen tenminste iets! En ik? Ik maak me zorgen, ik probeer het goede voorbeeld te geven, maar wie ziet dat? Ik zou meer voor de wereld kunnen bidden, dat is een sterk wapen, maar dan nog…
Jona moest veel meemaken voordat God hem had waar Hij hem hebben wilde: “En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis. Hij predikte en zei: ...”
“Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had te zullen aandoen, en Hij deed het niet.”
Dus?