(Hoop op) Welvaart…
Prediker 4 vers 1: “Opnieuw zag ik al de onderdrukking die er onder de zon plaatsvindt. En zie, de tranen van de onderdrukten; zij hadden echter geen trooster. Aan de kant van de onderdrukkers was macht, en zij daarentegen hadden geen trooster.”
Lang geleden was er een schipper van Sint Annaland: Ko v.d. Boogaard. Omstreeks 1930 liet hij een nieuw scheepje bouwen en dat kreeg de naam ‘Hoop op Welvaart’. Welluidend en niet zo gek: de wereld stond aan de vooravond van een recessie, bekend als de crisis van de jaren ‘30. Er was echt armoe, nu heeft men het over ‘het bestaansminimum’, wat ís dat eigenlijk? Twee keer per jaar wordt er door ‘Den Haag’ bepaald wat het nieuwe ‘bestaansminimum’ is, maar ik ben bang dat die ambtenaren geen flauw benul hebben wat het is om daarvan te leven.
Mijn moeder mocht als kind kiezen tussen een kaakje bij de thee of suiker erin, ja, ook jaren ‘30. Was dat ‘onder het bestaansminimum’? Daar kun je over twisten.
De oorlog kwam, de hongerwinter volgde, toen werd er écht armoe geleden: er gingen mensen dood van de honger, dan zit je dus letterlijk ‘onder het bestaansminimum’!
Daarna ging de welvaart met sprongen vooruit en al gauw kwamen de eerste excessen van ‘de moderne tijd’ naar voren: de eerste file in 1955, wat waren we trots, dat was pas vooruitgang! De koelkast werd gemeengoed. Als je de margarine eruit haalde was die bikkelhard, dus moest er nieuwe uitgevonden worden: ‘ijskoud de zachtste’.
Er kondigde zich een nieuw fenomeen aan: mannen met autobuikjes: we moesten gaan trimmen! De files werden steeds langer, ook in onze ‘vrije tijd’: op tweede Paasdag naar de meubelboulevard, met Pinksteren naar het strand. In de zomer moet je alvast je kerstdiner reserveren, anders ben je te laat, zoveel behoeftigen zijn er! Zijn dit onze hoogtepunten van de ‘christelijke feestdagen’? Dan noem ik dat ‘onder het bestaansminimum’! In de vakantietijd kregen we ‘zwarte zaterdag’: er staan dan hulpdiensten langs de route du soleil om water uit te delen aan de talloze gelukzoekers. Allemaal vooruitgang! Of ‘onder het bestaansminimum’?
“We móeten twee auto’s want om vijf uur moet Jantje naar voetbal en om zes uur moet Marietje naar pianoles.” Ik verwacht dat we binnenkort ’s nachts op toerbeurt moeten gaan rondrijden omdat er niet genoeg parkeerplaatsen zijn voor ál onze heilige koeien, bij het winkelcentrum zie ik dit overdag al gebeuren! Vooruitgang of ‘onder het bestaansminimum’?
Niemand hóópt nog op welvaart want dat hébben we, denken wij. Lééft er sowieso nog hoop onder de mensen? Ik ben bang van niet: “Pakken wat je pakken kan, want morgen kan ik wel dood zijn!” Dat is toch geen hoop? Weet je waarom er geen hoop meer is? God is uit het dagelijks leven verdwenen. Paulus zegt in Hebreeën 11 vers 1: “Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.”
We jagen idealen na die ons door de commercie, één van onze onderdrukkers uit de Bijbeltekst bovenaan, opgedrongen worden. Met gemiddeld 300 reclameboodschappen per dag wordt ons een wereld voorgespiegeld die verschrikkelijk arm is, zeg maar gerust: ‘onder het bestaansminimum’! Zullen wij weer eens écht geluk na gaan jagen, én uitstralen? Een gouden toekomst met God en met elkaar, door onze Verlosser: Jezus Christus?
Ik vond een mooie tekst van Paulus in Romeinen 15 vers 13: “De God nu van de hoop moge u vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat u overvloedig bent in de hoop, door de kracht van de Heilige Geest.” Dat is bóven het bestaansminimum!
Er zijn trouwens ook schepen met de naam ‘Hoop op Zegen’.
Daar hebben we méér aan!